De snel roterende laag in de atmosfeer van Venus is omringd door twee regio's die volledig verschillende thermische eigenschappen vertonen.
Venus-thermosfeer thermisch systeem
In de thermosfeer, boven 90 km, is de karakteristieke afkoeltijd - door thermische conductie met overdracht van warmte naar de mesopauze (bovengrens van de mesosfeer) gevolgd door radiatieve dissipatie - kort vergeleken met de lengte van een Venusdag. Als gevolg van de dag-nacht-symmetrie ontstaat er een circulatiesysteem van het sub-solair punt naar het anti-solair punt. De drukgradiënt bij de terminator (dag-nacht-grens) is zo hoog dat de lucht er stroomt met de snelheid van het geluid (800 km/u voor CO2).
De dag-nacht-circulatie op grote hoogte wordt gecompenseerd door een omgekeerde circulatie in de buurt van de mesopauze. Omdat de totale gasflux dezelfde moet zijn in iedere richting zijn de stroomsnelheden van nacht naar dag in de mesopauze veel lager dan de omgekeerde stroming op grote hoogtes, waar de dichtheid veel lager is.
Venus-troposfeer thermisch systeem
Anderzijds is de karakteristieke afkoeltijd in de troposfeer, boven 50 km, groot vergeleken met de lengte van een dag. Omwille van het broeikaseffect op Venus is daardoor energietransport door middel van straling zeer moeilijk.
We geloven dat er, net zoals op Aarde, twee Hadley-cellen gevormd worden, één aan iedere kant van de evenaar. Warme lucht stijgt in de tropen en wordt naar de polen gevoerd waar de lucht daalt om vervolgens terug naar de evenaar getransporteerd te worden. Op Aarde bereikt de Hadley-cel de polen echter niet. De Corioliskracht, gekoppeld aan de snelle rotatie van de Aarde, zorgt voor een instabiliteit (barocline) bij de middelste breedtegraden die verantwoordelijk is voor het systeem van cyclonen en anticyclonen en die het transport langs de meridianen naar de middelste breedtegraden verzekert.
De dag-nacht thermosferische convectieve cel van Venus bij grote hoogte en de evenaar-pool troposferische convectieve cel bij lage hoogte zorgen voor de circulatie van warmte van warme naar koude gebieden. Daartussen bevindt zich een uitgestrekte atmosferische zone (van 30 tot 90 km hoogte), geconcentreerd rond de wolkenlaag, waar het thermische regime complex is, bepaald door stromingen bij de basis en de top. In deze laag vindt de superrotatie plaats.